De hoop en de horizon
Een krokodil tussen de pagina’s van de krant- mijn lijf slaat aan,
laat de projector in mijn hoofd lopen: een buaya, gevangen in de rivier waar ik in zwom.
Een oude man die op laat schrijven hoeveel krokodillen hier vroeger jaagden.
Ikzelf, wit kind dat elke dag uren in dat water speelde
iemand die een onderbeen mist (eigen schuld, bloeden in de rivier
is als een snelweg oversteken met je ogen dicht). De waarschuwing van God
die ik kan dromen: waag het eens een krokodil aan te raken-
weet wel: het zou je laatste strijd zijn.
Ik vind een brief terug. Ik schreef: mijn vriend ving een baby buaya
hij zwom in een drum* maar nu is hij dood, zijn vel hangt in de zon.
De zendeling na ons had meer geloof. Toen ik terugkwam in de jungle,
de plek zag waar ons huis vijfendertig jaar eerder stond, zei men
dat hij daar, naast zijn huis, een vijver groef voor een krokodil.
Hoop aarzelt binnen, opent mijn horizon:
bij het hol van een adder speelt een zuigeling, argeloos
zwemt een meisje naast een buaya.
*groot blik waarin olie werd vervoerd